Rust, reinheid en regelmaat zijn goed voor jonge kinderen. Maar hoe zit dat bijvoorbeeld voor studenten? In gesprekken met mijn vader en nicht besef ik dat wij alle drie feitelijk op een andere manier hebben gestudeerd. Weten hoe?
Studeren anno 1950: iedere dag warm eten, op de sociëteit. Thuis maakt de hospita schoon en ook het bed wordt opgemaakt. Ook de lunch wordt klaargezet. College-uren, practica en gezelligheid wisselen elkaar in een dagelijkse routine af. Principes van rust, reinheid en regelmaat structureerden het dagritme.
Rond 1980 was dat bij mij al anders. Mijn rooster was minder strak en ik plande zelf ontwerpprojecten. Schoonmaken moesten we zelf doen. Anders dan bij mijn vader stond bij mij niet vast waar ik zou eten. Bij een van de mensa’s of liever thuis? Met huisgenoten in de woonkeuken of liever alleen op mijn kamer? De grenzen tussen studeren en privé, tussen sociëteit en thuis waren ten opzichte van de studietijd van mijn vader duidelijk vervaagd.
Anno 2010 lijken die grenzen nog minder duidelijk te zijn. Mijn studerende nicht heeft minder colleges, doet meer zelfstudie. Ze heeft ook een baantje als oppas en in de verkoop. In haar huis regelen ze alles zelf met zijn zevenen. Koken, opruimen en schoonmaken. Hun gezellige bende zonder structuur leidt soms wel tot frustraties. Mijn nicht geeft haar studentenleven dus vorm en inhoud met nog minder vanzelfsprekende routines. Dat valt soms niet mee.
Die rust, reinheid en regelmaat had dus zijn voordelen. Voor meer rust studeert mijn nicht nu regelmatig in de bieb. Of ze logeert wel eens bij mij. Op naar Het Nieuwe Studeren?